Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide [36]hij: Hoort gijlieden nu, [37]gij, huis van David! [38]is het ulieden te weinig, dat gij de mensen moede maakt, dat gij ook mijn God moede maakt? 36. Te weten de profeet Jesaja. 37. Te weten gijlieden, die ontaard zijt, niet volgende de godzalige voetstappen van David. Hieruit is af te nemen dat de naasten bij den koning Achaz zowel ongelovigen waren, en het teken zowel verwierpen als hijzelf. 38. De zin is: Totnogtoe hebt gij mij en andere profeten des Heeren klein geacht, ja veracht, onze vermaningen niet gelovende noch aannemende; maar nu zijt gij God den Heere zelfs lastig of moeilijk, dewijl gij de genade, die Hij u aanbiedt, veracht.